Foto: Tjitske Sluis.
Winterrust
Het is winter. Dat betekent korte dagen, kou en minder voedsel voor de dieren. Reeën, boommarters en andere warmbloedige dieren zorgen voor dikkere vacht en extra vetreserves. Ze zoeken een holletje op of kruipen dicht tegen elkaar aan. Zo komen ze de winter wel door. Ook de das eet zich flink dik als voorbereiding op een koude winter. De das houdt geen winterslaap, maar gaat wel in winterrust. Ze blijven vooral in hun hol en zijn veel minder actief. Hun lichaamstemperatuur daalt een paar graden, waardoor ze minder energie verbruiken.
Winterslaap
Vanaf het moment dat er geen insecten meer vliegen, gaan de vleermuizen in winterslaap. Vanaf eind oktober tot midden maart overwinteren ze in oude dikke bomen, gebouwen of speciale vleermuiskelders zoals op het landgoed Monnikenberg. De plek hoeft niet warm te zijn, maar wel vorstvrij. Ook deze dieren kunnen hun lichaamstemperatuur tijdens de winterslaap laten zakken om op deze manier veel energie te besparen. Koudbloedige dieren zoals kikkers, padden, salamanders, ringslangen en hagedissen gaan ook in winterslaap. Kikkers overwinteren in het water of in de modder. In november gaat de ringslang op zoek naar een plekje om te overwinteren. Als de temperatuur weer boven de 18 graden komt ze pas weer tevoorschijn
Wintergasten
Vogels houden geen winterslaap. Verschillende soorten trekken als het kouder wordt naar Zuid-Europa of Afrika zoals de gierzwaluw en de boompieper. Maar er komen ook miljoenen vogels ‘wintergasten’ uit Scandinavië of Rusland om hier te overwinteren. Vogels die hier overwinteren hebben slimme trucjes tegen de kou. Zo kunnen winterkoninkjes, roodborstjes en merels hun veren uitzetten om de warmte vast te houden. Watervogels verzamelen zich in grote groepen in open water. Door het water in beweging te houden kunnen ze het dichtvriezen zo lang mogelijk tegengaan.