Een Engels gezegde over het leven van een boom luidt: “Three hundred years of growing, three hundred years of living, three hundred years of dying”. Vertaald, 300 jaar groeien, 300 jaar leven, 300 jaar sterven.
Veteraanbomen variëren in leeftijd en omvang, afhankelijk van de soort en standplaats. De leeftijd varieert van circa honderd jaar tot (ruim) boven duizend jaar.
Veteraanbomen vertonen uiteenlopende natuur- en ecologische waarden. Vanwege de vele, nog in de kroon aanwezige, afgestorven takken, grote en kleinere (droge of natte) holten en losse stam- en/of schorsgedeelten bieden ze plaats aan een diversiteit van organismen. Met name paddenstoelen en zwammen, zoals tonderzwam, eikhaas en biefstukzwam zijn kenmerkend. Dit zijn de zichtbare vruchtlichamen van een groot aantal schimmels die gebruik maken van de veroudering en op hun beurt bijdragen aan het geleidelijke afstervingsproces van veteraanbomen. Voorts komen mossen, varens, plantensoorten en soms jonge boomvormers (vlier, lijsterbes, berk) voor in holten, spleten en stamscheuren. Veteraanbomen bieden een habitat aan een scala van diersoorten, zowel gewervelden (vogels, zoogdieren) als ongewervelden (insecten). Ook in jongere bomen kunnen bijvoorbeeld boommarter, rode eekhoorn, vleermuissoorten als de bosvleermuis en holenbroeders zoals specht, kerkuil en kauw aanwezig zijn.
Door de combinatie van de vele kenmerken bieden veteraanbomen deze dieren een uitgelezen foerageer-, broed- en verblijfplaats.
In een door mensen (intensief) gebruikte omgeving zullen juist de voor oude(re) bomen en veteraanbomen specifieke kenmerken gewoonlijk vroegtijdig door snoei en onderhoud worden verwijderd. Er is in het Spanderswoud gekozen voor het verleggen van het fietspad. Hierdoor kunnen deze beuken oud worden en geleidelijk afsterven en blijft het toch veilig voor de bezoekers.