Het is bijna koningsdag en, met wat geluk, kom je tijdens je wandeling langs een zonnige bosrand een oranjetipje tegen. Deze vlinder valt op doordat de mannetjes opvallende oranje vleugelpunten hebben. De vrouwtjes zijn minder koningsgezind. Die zijn wit met wat zwarte vlekjes en een groenig vlekkenpatroon op de onderkant van de vleugels.
Oranjetipjes vliegen in één generatie en leven als vlinder hooguit enkele weken. Vrouwtjes drinken graag nectar. Mannetjes zijn alleen maar bezig met het zoeken van een partner, waarbij ze alles wat wit is en beweegt achterna gaan. Vrouwtjes paren één keer en leggen daarna eitjes op pinksterbloem of look zonder look. Per bloem één eitje. Rupsen eten zich vol in mei en juni, waarna ze verpoppen. Ze overwinteren als pop aan een stengel in de vegetatie.
Wie een beetje oplet kan oranjetipjes in het Gooi tegenkomen, al zijn ze hier minder algemeen dan in nattere gebieden. Tuinen, bloemrijke bermen of weiden zijn geschikte plaatsen om ze te vinden. Om deze soort te helpen is het belangrijk dat bij natuur- of bermbeheer niet te vaak wordt gemaaid en dat bij het maaien stukken worden overgeslagen. Dit oogt rommeliger, maar helpt veel meer soorten dan alleen het oranjetipje om te overleven.
Met een bloemrijke tuin vol nectarbloemen maakt u zeker kans om de komende dagen ‘koninklijk bezoek’ te krijgen. Het laten staan van ‘onkruiden’ en oude stengels in de winter helpt ook hier om de poppen te laten overleven.