GNR > Actueel > Nieuws > Mysterie op de Westerheide in Laren opgelost?

Mysterie op de Westerheide in Laren opgelost?

Mysterie op de Westerheide in Laren opgelost?

Foto: Tjitske Sluis.

De resultaten van het onderzoek naar de mysterieuze omwallingen op de Larense Westerheide zijn op donderdag 29 augustus feestelijk gepresenteerd. Deze omwallingen of ‘kampjes’ stelden archeologen en oudheidkundigen al bijna 200 jaar voor een raadsel. Heeft het onderzoek het mysterie van de ‘kampjes’ nu opgelost? Carla Kersbergen, directeur van het Goois Natuurreservaat, ontving de publicatie uit handen van Marjorie Verhoek, regiohoofd Noord-West van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Mysterieuze kampen

Op de heide tussen Bussum, Laren en Hilversum liggen vier rijksbeschermde vierkante of ruitvormige omwallingen van ongeveer 90 bij 90 meter. Er moeten rond 1850 nog twee omwallingen zijn geweest, maar deze zijn later verdwenen. Deze omwallingen of ‘kampjes’ stellen archeologen en oudheidkundigen al bijna 200 jaar voor een raadsel. Wat zijn het precies, wanneer zijn ze aangelegd en waarvoor? In Nederland en zelfs in heel Europa zijn dit soort kampjes verder niet bekend.

Speculatie over functie

Afgezien van een onderzoek door conservator van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden L.F.J. Janssen rond 1850, zijn de kampjes nooit archeologisch onderzocht. Hierdoor kon er in de loop der tijd volop worden gespeculeerd over hun ouderdom en vooral hun functie. Dat varieerde van Romeinse oefenkampen tot enkele honderden jaren oude bijenstallen, akkers of schapenkampen. Alleen nieuwe opgravingen zouden dit raadsel mogelijk kunnen oplossen.

Goois Natuurreservaat

Het heidegebied is eigendom van het Goois Natuurreservaat en vanuit hen kwam de vraag bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed wat de datering en mogelijke functie van de omwallingen is en in het vervolg hiervan hoe deze kunnen worden gebruikt en beheerd. Tevens bieden de bevindingen een nieuw perspectief op de complexe geschiedenis van het Gooi.

Onderzoek

In februari 2022 is een van de kampjes archeologisch onderzocht door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Dit gebeurde in samenwerking met vrijwilligers in de archeologie van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN) Naerdincklant en metaaldetectoronderzoekers. Het onderzoek bestond uit grondboringen, systematische metaaldetectie en het graven van drie sleuven, waarvan een door de wal en greppel. Monsters uit de wal en greppel wijzen uit dat de kampjes  in de late vijftiende-zestiende eeuw zijn aangelegd. De greppel is in het begin van de zestiende eeuw opgevuld met sediment. Dit betekent dat de omwalling maximaal twee eeuwen heeft kunnen functioneren. Vondsten uit deze gebruiksperiode ontbreken.

Op het binnenterrein zijn geen grondsporen gevonden, met uitzondering van een kuiltje met houtskool uit het laat-neolithicum. Onder de wal lag een tweede kuiltje met houtskool. Deze dateert uit de midden-bronstijd.

Uit de resultaten van het (palynologische en geochemische) onderzoek blijkt dat er binnen de omwalling geen akker heeft gelegen. Ten tijde van de aanleg en periode daarna was sprake van een door heide gedomineerde vegetatie. In en rond de omwalling zijn talloze munitieresten gevonden uit de twintigste eeuw, evenals enkele munten en kledingaccessoires. Deze vondsten wijzen op het latere gebruik van het terrein als onderdeel van een groot militair oefenterrein.

Waar het kampje primair voor heeft gediend, blijft onduidelijk. De datering sluit een gebruik voor militaire doelen of als schapenkamp niet uit. Voor beide zijn argumenten voor en tegen. Dit deel van het mysterie blijft vooralsnog onopgelost.

Gerelateerde berichten