Goois Natuurreservaat

GNR > Over ons > Geschiedenis > Goois Natuurreservaat
Geschiedenis

Geschiedenis Goois Natuurreservaat

Ergens in het Gooi vond U een bijzonder mooi plekje, waarvan het genotvol aanzien U lang blijft heugen. Hoe is dit zo fraai geworden? Waardoor bleef het bewaard? Of wordt het bedreigd en zult U het weldra, op een herhaalde wandeling, niet meer aantreffen?’

Dit zijn de eerste zinnen in De Vrankrijkers (1907-1995) Het Goois Natuurreservaat (1957), een uitgave ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van Goois Natuurreservaat. Het zijn vragen die ook nu gesteld worden en gesteld moeten worden. Immers natuurbescherming kent geen einde, maar wordt naarmate de tijd vordert alleen maar belangrijker. Dan is het goed om te weten hoe een en ander tot stand kwam. Daarom volgt hier een beknopte geschiedenis van Goois Natuurreservaat.

De opmaat tot de oprichting van de intussen voor het Gooi unieke natuurbeschermende organisatie begon feitelijk eind negentiende eeuw, toen het Gooi meer en meer door welgestelde mensen als woon- en lustoord gezien werd. De trein en in haar kielzog de tram zorgden ervoor dat stedelingen gemakkelijk naar het Gooi konden reizen. Voor een verlustigde wandeling in de ongerepte natuur, voor de gezonde lucht en voor de natuur als bezienswaardigheid of belevenis. Diezelfde trein en tram veroorzaakten begin jaren 1920 spanning: ‘De bedreiging van het gemeenschappelijk bezit aan natuurschoon door de beruchte spoor- en tramplannen, onmiddellijk gevolgd door het plan De Miranda’. Dit verwees naar het plan om een elektrische tramlijn van Amsterdam dwars door het Naardermeer naar het Gooi te leiden.

De Hilversumse gemeentearchitect Dudok (1884-1974) was ervoor om de lijn door het Spanderswoud via de Schuttersheide te verlengen tot aan het Hoogt van het Kruis. Maar het plan van de Amsterdamse wethouder Rodrigues de Miranda (1875-1942) bestond uit meer: de bouw van een ‘tuinstad’, bedoeld voor Amsterdammers, op de heide tussen Bussum, Laren en Hilversum.

De plannen lokten protesten uit van natuurbeschermers en leidden tot Kamervragen en veel negatieve publiciteit. Zowel de bedenkers van de plannen als de Gooise gemeentebesturen veranderden van inzicht: ‘De instandhouding of de bevordering van het natuurschoon, hetwelk immers voor den bloei en de welvaart onzer gemeenten als een vitaal belang kan worden aangemerkt’, was sindsdien het officiële beleid. De gemeenten zagen in dat het Gooi alleen nieuwe en liefst welgestelde inwoners zou blijven trekken als de belangen van die mensen zouden worden behartigd. En dat belang lag onder meer in behoud van de natuur: het Gooi als ‘Tuin van Amsterdam’, aldus het Algemeen Handelsblad.

1925-1933

In 1925 kwam de zogeheten Schoonheidscommissie in een rapport tot de conclusie dat de Gooise dorpen te midden van natuur lagen en dat dit zo moest blijven. Sterker, bij bouwwerkzaamheden was die natuur richtinggevend. Het advies luidde dan ook verdere bebouwing ‘niet te verhinderen maar te beteugelen’ en het natuurschoon zo veel mogelijk te behouden. Kort gezegd pleitte de commissie voor het behoud van vrijwel alle bos- en heidegebieden. De aanleg van een tuinstad op de hei was zeker niet de bedoeling. Die bestond namelijk al: Hilversum. De belijdenissen waren uitgesproken en op schrift gesteld, maar toen kwam de praktijk. Hoe kon het Gooise natuurschoon werkelijk behouden en beschermd worden? De Schoonheidscommissie dacht aan verenigingen of stichtingen tot behoud van natuurschoon, maar meende dat de financiële middelen ontbraken.

De oplossing kwam vanuit een bekende hoek: de erfgooiersorganisatie Stad en Lande van Gooiland. In 1932 sloot zij een verkoopovereenkomst met het in dat jaar opgerichte Goois Natuurreservaat. Dit had grote gevolgen: omvangrijke delen van de Gooise heidevelden en jonge bossen waren ineens ‘ten eeuwigen dage’ beschermde natuurgebieden, waarop uitbreiding voorgoed afgewend en onmogelijk was. In 1933 werd de koop bestendigd.

1933-1955

De eerste jaren stonden in het teken van consolidatie van het verworven gebied en de gestage toevoeging van percelen en complexen aan het reservaat. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog was het totale bezit gestegen van 1628 naar 1773 hectare. Tijdens de oorlog veranderde er niet veel. In 1948 ontving het reservaat een heuvelig kustgebied aan het IJsselmeer ten oosten van Oud-Naarden naar (en met) de Eukenberg (9,5 ha), maar het totale bezit was in 1953 minder dan in 1940. Grondruil, grondafstand en bescheiden verwervingen waren daarvan de oorzaak. Halverwege de jaren 1950 ging het rap omhoog. De verwerving van perceeltjes werd geflankeerd door de aanwinst van het Magdalenabos (9,5 hectare) onder Naarden, de Hengstenberg onder Hilversum (46 hectare) en de Zwarte Berg bij de Hoorneboegse heide (36 hectare). Het bezit steeg tot 1862 hectare. Daardoor groeide ook de behoefte aan medewerkers als voormannen, werklieden en boswachters. Het kantoor bevond zich in het oude raadhuis – nu Museum Hilversum – aan de Kerkbrink: ‘Daar kwam natuurlijk een typiste te zitten, daarna een tweede kantoorkracht, in verband met de boekhouding en de administratie’.

1955-1980

Goois Natuurreservaat was weliswaar een gewaardeerde en intussen sterke organisatie, maar de zorg voor het Gooise natuurschoon was er niet minder om geworden. In 1959 vond het congres Om de toekomst van het Gooi plaats. Oprukkende verstedelijking en bevolkingstoename bedreigden het Gooi. Deelnemer Dudok formuleerde het als volgt: ‘We beleven een calamiteit minder dramatisch maar in wezen gevaarlijker dan de watersnood in 1953, omdat zij niet spontaan maar heimelijk optreedt; niet merkbaar van de ene dag op de andere. Als planoloog meen ik voor deze grote kwaal grote geneesmiddelen te moeten aanwijzen. Decentralisatie, spreiding, migratie waar nodig: redelijke begrenzing’. De roerige jaren 1960 moesten toen nog beginnen, net als de nieuwe golven woningnood. Goois Natuurreservaat bleef echter vasthouden aan zijn bezit en wist over het algemeen goed met veranderende maatschappelijke verhoudingen om te gaan. Toch moest grond worden afgestaan voor de aanleg en verbetering van snelwegen (toen nog rijkswegen), bijvoorbeeld die tussen Amsterdam en Hoevelaken (25 hectare) en de A27 tussen Utrecht en Hilversum (70 hectare). Het bestuur ging er in 1970 zelfs toe over om vanwege de toenemende dagrecreatie enkele gebieden voor vijf of zes jaar af te sluiten voor het publiek.

Een van de heikele punten was het wel of niet toestaan van honden op de terreinen. In 1975 dacht men over een hondenaanlijngebod ‘ten behoeve van de bescherming van de fauna en ten behoeve van de hygiëne’. Er waren zeer veel voorstanders. Allerlei natuurbeschermingsorganisaties – van Vogelwerkgroep tot de Jeugdbond voor Natuurstudie – waren enthousiast over het voornemen. Het pakte anders uit. Het voorstel bracht enorme verontwaardiging teweeg. De kynologenclub Gooi- en Eemland en de werkgroep ‘De Hond’ te Hilversum waren slechts enkele van de reclamanten. Ook tientallen particulieren maakten hun bezwaar onomwonden kenbaar: De kwestie haalde zelfs een aflevering van het tv-programma Van Gewest tot Gewest. Goois Natuurreservaat ging in overleg met de tegenstanders, maar hield vast aan het aanlijngebod, zij het met enige aanpassingen.

1980-1990

Voortschrijdende inzichten in natuurbescherming en -beheer brachten eind jaren 1980 grote grazers in het Gooi. Met de schapen wilde het al geruime tijd niet lukken. Gesteund door adviezen van allerlei deskundigen poogde Goois Natuurreservaat het rund in te zetten in de strijd tegen verbossing. De Charolaiskoeien en Schotse Hooglanders tierden welig. De runderen liepen koeienpaadjes in hun zoektocht naar gras, bomen, struiken en riet en over het algemeen leken zij een goed middel om het bos een open en luchtige indruk te geven. Faunadeskundigen hadden wel bedenkingen bij deze vorm van beheer. De fazant verloor door het steeds opener worden van het terrein zijn schuilmogelijkheden voor de vos. De konijnen werden waarschijnlijk door hetzelfde roofdier in toom gehouden, maar mogelijk waren ook de haviken daar debet aan. Die hadden immers veel beter zicht. Hoe het ook zij, de grote en ‘vreemde’ grazers zijn inmiddels niet meer weg te denken uit het Gooi. De koeien treft men nu vrijwel overal aan, net als de hekken en wildroosters die het weglopen van de dieren onmogelijk moeten maken. Op de heide en in de bossen bewijzen ze hun nut en het grote publiek is erg gecharmeerd van de rode en witte koeien.

De grootste uitbreiding van het reservaat kwam tot stand toen de gemeente Hilversum in 1989 besloot het Spanderswoud (200 hectare), een groot deel van Anna’s Hoeve (ruim 47 hectare), het Hoogt van ’t Kruis (25 hectare), en nog een aantal verspreid gelegen percelen en enkele wegen aan Goois Natuurreservaat over te doen. Dat ging niet van harte en ook zat er een angel in het eerste deel van het raadsbesluit; Hilversum eiste dat de bestuursvorm van Goois Natuurreservaat zou worden herzien. Hilversum droeg niet alleen de zwaarste lasten in de bijdragen die Goois Natuurreservaat van de Gooise gemeenten verkreeg, maar ook lagen de meeste reservaatterreinen op zijn grondgebied. Vandaar dat Hilversum meer zeggenschap wilde verkrijgen in het bestuur en daarmee in het beleid. Er kwam niets terecht van deze ‘eis’, maar dit voorbeeld geeft weer hoe de participanten periodiek hun bijdrage aan en zeggenschap in Goois Natuurreservaat ter discussie stellen.

1990-2000

In 1998 keek de rentmeester van Goois Natuurreservaat terug op het verleden en vooruit naar de toekomst. ‘(…) Dan constateren we dat er in het beleid van het Goois Natuurreservaat veel is veranderd. Voorheen was het Goois Natuurreservaat erg naar binnen gekeerd en sterk gericht op zijn eigen beheer. Er werd goed op de winkel gepast. Wie er aan wilde komen werd gelijk op de vingers getikt. En dat is maar goed ook, want anders was er van het reservaat weinig of niets overgebleven. Echter, in deze tijd komt het vroegere beleid wat star en belerend over. Ik ben van mening dat we ons meer dan in het verleden moeten openstellen voor wat leeft in onze samenleving. Alleen op die wijze kan worden ingespeeld op de behoeft en en het gedrag van onze gasten. De mensen hebben meer vrije tijd en willen meer kwaliteit’. Goois Natuurreservaat had zojuist een nieuwe beheersvisie gepubliceerd waarin de blik inderdaad meer naar buiten was gericht. Deze visie op de ontwikkeling van de Gooise buitengebieden sprak voor het eerst uit dat het Gooi geen afgesloten gebied is, maar deel uitmaakt van een groter geheel van natuurgebieden. Het Gooi bevindt zich op een kruispunt van gebieden die echter van elkaar worden gescheiden door allerlei hindernissen als snelwegen en spoorlijnen. Ten behoeve van de fauna moesten ze met elkaar in verbinding worden gebracht: het ecoduct, waarover dieren van het ene gebied naar het andere kunnen trekken, zonder zich bewust te zijn van de overbrugging. Deze bijna revolutionaire ingreep sloeg goed aan. Inmiddels zijn er vele ecoducten aangelegd, ook tot groot plezier van het publiek.

2000-2010

In het eerste decennium van het nieuwe millennium vierde Goois Natuurreservaat zijn 75-jarige bestaan. Ter gelegenheid daarvan verscheen het boek Erfgooiers. Ten eeuwigen dage (2007), waarin de nauwe band tussen de erfgooiers en Goois Natuurreservaat centraal staat. In 2009 werd een nieuwe beheersvisie geschreven en één blik op het plan maakt duidelijk dat de werkzaamheden, kennis, innovaties en het aantal projecten alleen maar zijn toegenomen. Het beheer bleef in essentie gelijk aan de vorige beleids- en beheerperiode, met hier en daar wat aanpassingen. Een heuglijk feit was de terugkeer van de schapen. Herder Johan Griffioen startte in oktober 2007 bij de Grebbeberg in Rhenen een schapentrektocht. Het was een onderdeel van de actie om de Utrechtse Heuvelrug onder de aandacht te brengen. Goois Natuurreservaat en het Utrechts Landschap trachtten (en proberen nog steeds) de versnipperde en losgeraakte natuurgebieden weer te verbinden, via de eerdergenoemde ecoducten.

De schapen zorgden samen met de al aanwezige schaapskudde voor het behoud en beheer van de Gooise heiden. Ze aten het gras en aan hun wol bleven zaden van planten haken die zo op een natuurlijke wijze werden verspreid. Een jaar na aankomst werd de schaapskooi in brand gestoken. De kooi met kudde ging in vlammen op. Maar Goois Natuurreservaat en veel begunstigers en ondersteunende bedrijven zorgden ervoor dat op zaterdag 4 april 2009 feitelijk de vierde schaapskooi werd geopend. Inmiddels lopen er schapen op de centraal gelegen heidevelden, maar ze grazen ook in de overige gebieden. De ‘Larense’ kudde meer nabij de Franse Kampheide, en de ‘Blaricumse’ kudde rond Huizen.

2010-heden

De geschiedenis gaat net als de tijd voort. Vandaar dat het goed is om af en toe terug te blikken. In 2022 bestaat Goois Natuurreservaat 90 jaar, de hoogste tijd voor een nieuwe geschiedenis van deze unieke natuurbeschermende organisatie. Zo komen we te weten waarom Goois Natuurreservaat is zoals het is, waardoor we het heden en de toekomst beter kunnen duiden.

Kijk bij de Publicaties voor het Beheersvisie en beheerplan 2010-2019, waarin onder andere een toelichting op de achtergronden van het terreinbeheer en de ambities zijn opgenomen.