
Foto: Tjitske Sluis.
De herfst is in aantocht en dat merken we ook in het Gooi. Miljoenen vogels vliegen in deze tijd door Nederland, op weg van hun broedgebieden in het noorden naar hun overwinteringsplekken in het zuiden. Dat doen ze niet vanwege de hogere temperatuur, maar vooral vanwege de beschikbaarheid van voedsel.
Ook in het Gooi is het een komen en gaan van vogels. Wat betekent dat voor de vogels in onze natuurgebieden? Welke vogels zien we vertrekken en welke komen juist vanuit het hoge noorden naar Nederland om hier te overwinteren?
Rijkdom aan natuur
De rijkdom aan vogels in de Gooi en Vechtstreek is vooral te danken aan de grote diversiteit van landschappen dicht bij elkaar. In het Goois Natuurreservaat zijn met name de bossen, bosranden, heidevelden en engen interessant voor veel vogels. Daaromheen liggen meer waterrijke gebieden zoals de Vechtplassen en het Gooimeer en het weidevogelgebied Eemland, die weer andere soorten aantrekken.
Insecteneters
Voor vogels die vooral leven van insecten is er in het voorjaar en de (na-) zomer voldoende aanbod in het Gooi. Zodra het kouder wordt buiten daalt dit aanbod echter aanzienlijk. Veel van deze insecteneters vertrekken daarom naar warmere oorden waar nog wel voldoende voedsel te vinden is.
In de bos- en heidegebieden van het Gooi zijn typische vogels de gekraagde roodstaart, veldleeuwerik, boomleeuwerik, boompieper, roodborsttapuit, zwartkop en tuinfluiter. Hoog in de lucht zie je op de heide vaak de huiszwaluw en boerenzwaluw, terwijl de gierzwaluw meer de bebouwing opzoekt.
Zadeneters
Voor zadeneters is het voedselaanbod minder afhankelijk van het seizoen. Voor hun jongen zijn insecten echter wel noodzakelijk als bron van eiwit. Dat is de belangrijkste reden dat zij hun jongen in het voorjaar grootbrengen. Als het insectenaanbod afneemt, schakelen ze over naar zaden. Dat is hier voldoende te vinden in de winter, dus hoeven ze Nederland niet te verlaten. De huismus en de koolmees zijn alleseters. Zij kunnen het hele jaar door in Nederland blijven. Alleen als het echt koud wordt met dagenlang strenge vorst krijgen deze tuinvogels het moeilijk en zijn zaadbollen in de tuin zeker welkom.

Gokje nemen
Sommige insecteneters vinden in de winter toch genoeg voedsel in de vorm van overwinterende spinnen, larven, luizen etc. Die zitten verstopt in de knoppen, tussen dennennaalden of in de strooisellaag op de bodem. Ook in de natuur is het steeds weer afwegen of het beter is om te blijven of om je heil elders te zoeken. Nu de winters steeds milder worden besluiten steeds meer vogels om ’s winters niet weg te trekken. Zoals de roodborsttapuit en de ijsvogel.
Ook de kleine winterkoning houdt wel van een gokje. Door de klimaatverandering hebben we steeds zachtere winters. Dit betekent dat het aantal insecten dat de winter overleeft ook steeds groter wordt. De winterkoning – die ondanks zijn naam helemaal geen fan is van de winter – profiteert hiervan.

Overwinteraars
Er komen ook veel vogels overwinteren in Nederland. Naast buizerds uit het hoge noorden zijn dat onder meer honderdduizenden ganzen. Zij slapen op het water en grazen overdag op de graslanden. Echte wintergasten zijn de kramsvogel en koperwiek, verre familieleden van onze zanglijsters. Zij eten hier elke winter hun buikje rond aan onze bessen. Ook de keep komt in de winter in groten getale naar Nederland. Vinken en kepen zie je in de winter vaak bij elkaar in beukenbossen waar ze de afgevallen beukennootjes eten.
En van wie je het misschien niet verwacht: ook ons roodborstje is een trekvogel. Een deel overwintert in het zuiden van Europa. De roodborstjes die je ‘s winters in je tuin ziet, zijn dus meestal hun Scandinavische verwanten.