
Foto: Tjitske Sluis.
Het gaat goed met de kamsalamander in het Goois Natuurreservaat. Vrijwilligers van de poelenwerkgroep troffen de amfibieën dit jaar in verschillende poelen aan. Zij monitoren deze zeldzame salamander in samenwerking met RAVON (Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Nederland).
Om inzicht te krijgen in de populatie maken de vrijwilligers gebruik van speciale fuikjes. Deze kleine amfibieënfuikjes zijn ontwikkeld door RAVON. Ze worden tijdens de voortplantingsperiode in poelen geplaatst om de kamsalamanders te vangen. De gevangen dieren worden vervolgens gemerkt en gefotografeerd om individuen te kunnen onderscheiden.

Dat onderzoek is hard nodig, want de soort gaat nog altijd achteruit in Nederland. Om de kamsalamanders een handje te helpen legt het GNR daarom nieuwe poelen aan. Zo zijn er in het Spanderswoud en bij de natuurbrug in Anna’s Hoeve verschillende poelen gegraven.
Hoge getande rugkam
Vanaf begin maart trekken de volwassen dieren naar het water om zich voort te planten. Eerst de mannetjes, die na aankomst een hoge getande rugkam krijgen. Daaraan danken deze beestjes hun naam. Bij de vrouwtjes ontbreekt die kam, maar zij worden wat groter: bijna twintig centimeter. Daarom worden ze ook wel grote watersalamanders genoemd. De andere drie salamandersoorten in Nederland zijn een stuk kleiner. Een ander opvallend kenmerk van de kamsalamander is hun oranje buik met zwarte vlekken.
Jonge salamanders
Na de paring legt het vrouwtje zo’n tweehonderd eieren. Ze plakt elk eitje apart in de omgevouwen punt van een waterplantblaadje. Als deze klus tegen eind juni geklaard is, verlaten de meeste kamsalamanders het water weer en leven daarna op het land. De jonge kamsalamanders komen na zo’n twee weken uit de eieren tevoorschijn. Zij gaan pas aan het einde van de zomer aan land en voeden zich tot die tijd met watervlooien. De volwassen dieren eten vooral insecten, larven en kleine kreeftjes. Maar een kleinere soortgenoot gaat er ook wel in als de kans zich voordoet…